Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Zittingsplaats:

Inhoudsindicatie:

Verzoek dwangakkoord afgewezen: eerdere schuldsaneringsregeling minder dan 10 jaar geleden beëindigd: vergelijking van de situatie minnelijk traject-wettelijk traject dan niet te maken; aangebodene niet maximaal haalbare

Uitspraak



RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Toezicht

Zittingsplaats Almelo

zaaknummer: C/08/221483 / FT RK 18/832

datum vonnis: 18 september 2018

Vonnis van de rechtbank Overijssel, enkelvoudige kamer voor burgerlijke zaken, op het verzoek van:

[verzoekster] ,

geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,

wonende te [woonplaats] , [adres] ,

verzoekster, verder te noemen: [verzoekster] ,

tegen

1 Assignum BV, gevestigd te Doetinchem,

verweerster, verder te noemen: Assignum,

2 Menzis Zorgverzekeraar N.V., gevestigd te Enschede,

verweerster, verder te noemen: Menzis,

3 Achmea Bank N.V. (Avéro), gevestigd te Tilburg,

verweerster, verder te noemen: Achmea.

Het procesverloop

[verzoekster] heeft op 9 augustus 2018 een verzoekschrift ex artikel 287a Faillissementswet (dwangakkoord) ingediend. Gelijktijdig heeft [verzoekster] een verzoekschrift ingediend tot toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling dat is geregistreerd onder nummer 221485 FT RK 18/833.

Op 6 september 2018 is ter griffie een brief ontvangen, waaruit blijkt dat Menzis alsnog heeft ingestemd met de aangeboden schuldregeling.

Van Achmea is op 11 september 2018 een verweerschrift ontvangen.

Het verzoek tot vaststelling van een dwangakkoord is behandeld ter zitting van

11 september 2018, waar verzoekster is verschenen, vergezeld van de heer [A] (hierna: [A] ), werkzaam bij Aedizon Gerechtsdeurwaarders, handelende onder de naam Solisyon Schuldbemiddeling (hierna: Solisyon), en mevrouw [B] .

Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

Het vonnis is bepaald op vandaag.

De beoordeling van het verzoek en de motivering van de beslissing

De feiten

Verzoekster heeft met behulp van Solisyon aan de schuldeisers een prognoseakkoord aangeboden tegen finale kwijting. Blijkens de berekening saldo uitdeling Minnelijk traject houdt dit aanbod – samengevat – in dat gedurende een periode van zesendertig maanden de minimale afloswaarde NVVK ad € 50,- per maand wordt gereserveerd. Op basis van de ten tijde van het verzoekschrift bestaande situatie is een prognose gemaakt waaruit blijkt dat er in de komende zesendertig maanden een bedrag van € 1.800,- kan worden gereserveerd. In het prognose voorstel is, blijkens de voorstelbrieven van begin 2018, geen rekening gehouden met 9% bemiddelingskosten en € 6,- per maand voor de kosten van het financieel beheer.

Het uitkeringspercentage is thans geprognosticeerd op 1,06% voor de concurrente schuldeisers, maar het kan hoger of lager zijn, afhankelijk van de werkelijke stand van zaken.

De ten behoeve van het dwangakkoord geïnventariseerde schuldenlast bedraagt

€ 129.577,26. De navolgende schuldeisers hebben geweigerd in te stemmen met het akkoord:

-Assignum, € 845,78 (0,65% van de schuldenlast);

-Menzis, € 9.720,27 (7,50% van de schuldenlast);

-Achmea, € 44.589,77 (34,41% van de schuldenlast).

Menzis heeft na indiening van het verzoek tot opleggen van een dwangakkoord alsnog ingestemd met het aanbod. In totaal maken de vorderingen van Assignum en Achmea 35,06% uit van de totale schuldenlast.

Assignum en Achmea hebben hun weigering gemotiveerd.

Het standpunt van de Assignum

Assignum heeft niet ingestemd met het voorstel omdat zij het voorstel te laag vindt. Op dit moment heeft Assignum loonbeslag gelegd op het inkomen van [verzoekster] . Het loonbeslag levert Assignum meer gelden op dan wanneer er een (minnelijke) schuldregeling tot stand zal komen. Het aangeboden percentage 1,06% is lager dan het te ontvangen bedrag door middel van het loonbeslag, aldus Assignum.

Het standpunt van Achmea

Achmea heeft in het verweerschrift onder meer het navolgende aangevoerd. Er kan redelijkerwijs geen vergelijking worden gemaakt tussen het minnelijk traject en het wettelijk schuldsaneringsregeling traject nu [verzoekster] de afgelopen tien jaar al eens gebruik heeft gemaakt van de wettelijke schuldsaneringsregeling. Volgens Achmea is deze schuldsaneringsregeling geëindigd op grond van het feit dat [verzoekster] haar verplichtingen niet goed is nagekomen. Het reeds eerder mislukken van de schuldsaneringsregeling door eigen toedoen van [verzoekster] geeft Achmea weinig vertrouwen in het slagen van het minnelijk traject. Mocht er geen afwijzing van het verzoek tot toelating tot de wettelijke schuldsaneringsregeling volgen, dan nog heeft toelating tot de wettelijke schuldsaneringsregeling de voorkeur boven een dwangakkoord, temeer daar de waarborgen uit de Faillissementswet bij een buitengerechtelijk akkoord volledig ontbreken. Zo is bij een buitengerechtelijk akkoord onder meer geen toezicht van een bewindvoerder en een rechter-commissaris, aldus Achmea.

Het verzoek en de toelichting van en namens [verzoekster]

heeft de rechtbank verzocht de weigerende schuldeisers te bevelen in te stemmen met de aangeboden schuldregeling. Daartoe is onder meer het volgende aangevoerd.

De aangeboden schuldregeling is een prognoseakkoord, gebaseerd op de inkomenssituatie gedurende drie jaren. [verzoekster] is door beëindiging van haar relatie in de financiële problemen gekomen. Omdat haar ex-vriend de gezamenlijke koopwoning heeft verlaten, was [verzoekster] gedwongen om de woning te verkopen. Bij de verkoop van de woning is een aanzienlijke restschuld ontstaan. Hierna is [verzoekster] het overzicht kwijtgeraakt waardoor meer schulden zijn ontstaan.

[verzoekster] , geniet een PW-uitkering en is tot 1 november 2018 door de gemeente gedeeltelijk vrijgesteld van de sollicitatieplicht, hetgeen inhoudt dat zij tot die datum geen sollicitatieplicht heeft. Daarna zal worden beoordeeld of [verzoekster] in staat is om te werken teneinde aan haar inspanningsplicht te voldoen en meer inkomsten te genereren. [verzoekster] heeft sinds kort werk gevonden voor een aantal uren in de week. Zij werkt thans tussen de tien en vijftien uur in de week. Dat kan naar eigen zeggen van [verzoekster] ter zitting meer uren worden. Het is nog onbekend hoeveel inkomsten [verzoekster] met dit werk gaat ontvangen. [verzoekster] heeft ter zitting verder verklaard dat zij geen veertig uur per week kan werken wegens lichamelijke klachten. Desgevraagd heeft zij verklaard dat zij niet is afgekeurd wegens deze klachten.

Het aanbod dat [verzoekster] aan de schuldeisers heeft gedaan, is in de huidige situatie het hoogst haalbare resultaat. Een eventuele toelating tot de wettelijke schuldsaneringsregeling zal betekenen dat uiteindelijk minder kan worden uitgekeerd aan de schuldeisers wat ten nadele van de schuldeisers is.

Door en namens [verzoekster] is ter zitting bevestigd dat op haar eerder de wettelijke schuldsaneringsregeling van toepassing is geweest en dat deze regeling tussentijds is beëindigd wegens het niet nakomen van de inspanningsplicht. Volgens [verzoekster] is de schuldsaneringsregeling in 2008 tussentijds beëindigd. [A] heeft desgevraagd verklaard dat de schuldsaneringsregeling op 7 juli 2009 tussentijds is beëindigd.

De overwegingen van de rechtbank

Nu Menzis alsnog akkoord is gegaan met de aangeboden schuldregeling, zal de rechtbank geen beslissing geven over het verzoek om Menzis te bevelen in te stemmen met de aangeboden schuldregeling.

Gelet op het bepaalde in artikel 287a Faillissementswet (Fw) kan een verzoek als het onderhavige slechts worden toegewezen als Assignum en Achmea in redelijkheid niet tot weigering van instemming met de door [verzoekster] aangeboden schuldregeling hebben kunnen komen, in aanmerking genomen de onevenredigheid tussen het belang dat zij hebben bij uitoefening van de bevoegdheid tot weigering en de belangen van [verzoekster] of van de overige schuldeisers die door die weigering worden geschaad. Daarbij dient tevens een vergelijking te worden gemaakt met de situatie dat [verzoekster] eventueel tot de wettelijke schuldsaneringsregeling wordt toegelaten.

Uitgangspunt is dat het iedere schuldeiser in beginsel vrij staat om instemming met een schuldregeling, inhoudende dat de vordering niet voor honderd procent wordt voldaan, te weigeren. Nu de Assignum en Achmea volgens het prognoseakkoord slechts ongeveer 1,06% van hun totale vordering uitgekeerd zullen krijgen, staat hun belang vast. Bovendien heeft [verzoekster] haar schuldeisers een prognoseakkoord aangeboden, zodat de hoogte van het uit te keren bedrag niet is gegarandeerd. Beoordeeld moet worden of de belangen van [verzoekster] en de overige schuldeisers worden geschaad door de weigering van Assignum en Achmea, die samen een financieel belang vertegenwoordigen van € 45.435,20. Assignum en Achmea vertegenwoordigen ruim 35% van de totale schuldenlast.

De rechtbank overweegt allereerst dat [verzoekster] eerder op 7 juli 2009 is toegelaten tot de wettelijke schuldsaneringsregeling. Deze regeling is, anders dan ter zitting is verklaard, op 20 juli 2010 tussentijds beëindigd zonder verlening van de schone lei. De regeling is tussentijds beëindigd omdat [verzoekster] niet naar behoren aan de uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende inspanningsplicht en inlichtingenplicht heeft voldaan.

In artikel 288 lid 2 aanhef en onder d Fw is bepaald dat, indien minder dan tien jaar voorafgaande aan de dag waarop het verzoekschrift is ingediend, de schuldsaneringsregeling op de schuldenaar van toepassing is geweest, het verzoek wordt afgewezen. Nu de schuldsaneringsregeling tot 20 juli 2010 op [verzoekster] van toepassing is geweest en er geen sprake is geweest van één van de uitzonderingsgronden genoemd in artikel 288 lid 2 aanhef en onder d Fw, is toelating tot de wettelijke schuldsaneringsregeling pas weer mogelijk op

20 juli 2020. De vergelijking van de situatie waarin [verzoekster] en de overige schuldeisers zullen verkeren wanneer zij zal worden toegelaten tot de wettelijke schuldsaneringsregeling is zinloos, nu dit een fictieve vergelijking is met een situatie die zich tot 20 juli 2020 niet kan voordoen. Gelet hierop zal de rechtbank deze vergelijking niet maken. Wel ziet de rechtbank in de wijze waarop deze schuldsaneringsregeling geëindigd is een contra-indicatie ten aan zien van het voldoen van de verplichtingen door [verzoekster] aan haar schuldeisers. Dit klemt temeer nu [verzoekster] omtrent deze eerdere schuldsaneringsregeling en de tussentijdse beëindiging daarvan geen enkele mededeling heeft gedaan en ter zitting heeft aangevoerd dat de beëindiging destijds niet aan haar te wijten was.

De rechtbank is van oordeel dat niet aannemelijk is geworden dat de schuldeisers, waaronder Assignum en Achmea, bij de vaststelling van de aangeboden schuldregeling een hoger bedrag zullen ontvangen dan het geval zou zijn bij afwijzing van het akkoord en overweegt daartoe het navolgende.

[verzoekster] ontvangt thans een PW-uitkering. Zij heeft een vrijstelling van de sollicitatieplicht van de gemeente tot 1 november 2018. Gesteld noch gebleken is van volledige arbeidsongeschiktheid van [verzoekster] . Zij verricht thans werkzaamheden gedurende tien tot vijftien uur in de week, hetgeen naar haar eigen zeggen meer zou kunnen worden. Derhalve is de rechtbank van oordeel dat niet op voorhand vaststaat dat [verzoekster] in de komende jaren, rekening houdend met haar beperkingen, niet voltijds zou kunnen werken en dat geen zicht is op een verbetering van haar financiële situatie. Indien [verzoekster] in de komende jaren volledig zou kunnen werken zal de spaarcapaciteit toenemen en bestaat een gerede kans dat de schuldeisers een hogere uitkering zullen ontvangen dan het geval zou zijn bij ongewijzigde omstandigheden.

De rechtbank overweegt voorts dat de schuldeisers buiten de aangeboden schuldregeling de aan hen toekomende wettelijke middelen tot inning van de vordering kunnen (blijven) inzetten. Afwijzing van het verzoek tot toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling zal er immers toe leiden dat [verzoekster] haar schuldeisers over een langere periode zal kunnen aflossen. De belangen van de andere schuldeisers worden door de weigering van Assignum en Achmea dan ook niet onevenredig geschaad. De gerechtvaardigde belangen van Assignum en Achmea en de overige schuldeisers om een zo groot mogelijk gedeelte van hun vordering te incasseren wegen in dit geval zwaarder dan de belangen van [verzoekster] om tot een minnelijke schuldregeling te komen.

Op grond van het bovenstaande wordt het verzoek tot vaststelling van een dwangakkoord, inhoudende Assignum en Achmea te bevelen in te stemmen met de namens [verzoekster] aangeboden schuldenregeling, afgewezen.

Op het verzoek tot toelating tot de wettelijke schuldsaneringsregeling zal bij afzonderlijk vonnis worden beslist.

De beslissing

De rechtbank:

- wijst het verzoek tot vaststelling van een dwangakkoord af.

Dit vonnis is gewezen door mr. E. Venekatte, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 18 september 2018 in tegenwoordigheid van de griffier.

Tegen dit vonnis kan – uitsluitend door tussenkomst van een advocaat – indien de schuldenaar zijn verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling niet handhaaft, hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof dat van deze zaak kennis moet nemen.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde wetgeving

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature