U dient ingelogd te zijn om favorieten te kunnen toevoegen aan Mijn Jure
U kunt zich hier gratis registreren
Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:

Inhoudsindicatie:

Inzage boekhouding werkgever

Uitspraak



Burgerlijke zaken over 2016 Beschikking no.:

Registratienummer: EJ 69487/14 - H 161/15

Uitspraak: 27 september 2016

GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE

van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en

van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

B E S C H I K K I N G

in de zaak van:

[APPELLANTE],

wonende in Curaçao,

oorspronkelijk verzoekster,

thans appellante,

gemachtigden: mrs. E.A. Knoppel en J.C. Meulens,

tegen

de naamloze vennootschap

ODUBER AGENCIES CURAÇAO N.V.,

gevestigd in Curaçao,

oorspronkelijk verweerster,

thans geïntimeerde,

gemachtigde: mr. A.E. Barrios.

De partijen worden hierna [appellante] en Oduber Agencies genoemd.

1 Het verloop van de procedure

1.1

Bij beroepschrift van 20 april 2015, met producties, is [appellante] in hoger beroep gekomen van de tussen partijen gewezen en op 9 oktober 2014 en

9 maart 2015 uitgesproken beschikkingen van het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao (verder: GEA). Hierbij heeft zij haar verzoek vermeerderd en haar bezwaren tegen de beschikkingen aangevoerd en toegelicht. Haar conclusie strekt ertoe dat het Hof de beschikkingen zal vernietigen en haar vermeerderde verzoeken zal toewijzen, met veroordeling van Oduber Agencies in de proceskosten in beide instanties.

1.3

Bij verweerschrift heeft Oduber Agencies het hoger beroep bestreden.

Haar conclusie strekt ertoe dat het Hof de bestreden beschikkingen zal bevestigen, met veroordeling van [appellante] in de proceskosten in beide instanties.

1.4

Het hoger beroep is mondeling behandeld op 11 augustus 2015.

Oduber Agencies heeft toen te kennen gegeven bereid te zijn [appellante] inzage te verschaffen in een deel van haar administratie. In verband daarmee is de zaak aangehouden.

1.5

Bij gedingstuk van 15 maart 2016, met producties, heeft [appellante] incidentele verzoeken gedaan. Bij gedingstuk van 7 juni 2016 heeft

Oduber Agencies geconcludeerd tot afwijzing van de incidentele verzoeken.

1.6

Op 16 augustus 2016 is de mondelinge behandeling voortgezet. Daarbij zijn zowel de incidentele verzoeken als de hoofdzaak in hoger beroep behandeld. Verschenen en gehoord zijn: [appellante], mr. Meulens, mevrouw [naam 1], sales and marketing director bij Oduber Agencies, en mr. Barrios.

Beschikking, zowel in de hoofdzaak als in het incident, is bepaald op heden.

2 De beoordeling

2.1

Hetgeen in de beschikking van het GEA van 9 oktober 2014 onder 1 is weergegeven, staat ook in hoger beroep tussen partijen vast.

Verkort weergegeven komt het op het volgende neer. Op 1 maart 2013 is [appellante] voor de duur van een jaar in dienst van Oduber Agencies getreden in de functie van professional representative laboratory supplies. Haar basissalaris bedroeg NAf 3.048,00 per maand. In een gesprek van 30 december 2013 is aan haar meegedeeld dat het contract niet werd verlengd. Met ingang van die dag is zij vrijgesteld van werkzaamheden.

2.2

In dit geding heeft [appellante] in eerste aanleg, verkort weergegeven, betaling verzocht van bedragen aan commissions en incentives en wegens niet-genoten vakantiedagen, alles te verhogen met 50% rente. Het GEA heeft bij tussenbeschikking van 9 oktober 2014 een bewijsopdracht aan [appellante] verstrekt en bij eindbeschikking van 9 maart 2015 een bedrag van

NAf 111,98 toegewezen, met wettelijke rente, en de verzoeken voor het overige afgewezen.

2.3

Het hoger beroep van [appellante] is gericht tegen de afwijzingen.

Bij beroepschrift heeft zij, verkort weergegeven, het volgende verzocht:

a. betaling van NAf 26.800,00 aan commissie, met rente,

b. betaling van NAf 53.500,00 aan incentives, met rente,

c. betaling van NAf 2.111,85 aan niet-genoten vakantiedagen, met rente,

d. overlegging van de facturen betreffende de door [appellante] gerealiseerde verkopen, op straffe van verbeurte van dwangsommen.

2.4

Na de mondelinge behandeling van 11 augustus 2015 is [appellante] met haar gemachtigde op uitnodiging van Oduber Agencies op 29 januari 2016 ten kantore van Oduber Agencies geweest om inzage te doen in bewijsstukken.

Daarna heeft [appellante] op 15 maart 2016 bij wijze van incidenteel verzoek, verkort weergegeven, het Hof verzocht:

e. Oduber Agencies te bevelen alle bescheiden ter zake van de door [appellante] gerealiseerde verkopen over te leggen, althans volledige inzage te verschaffen in die bescheiden, op straffe van verbeurte van dwangsommen;

f. vijf met name genoemde klanten van Oduber Agencies te bevelen de bescheiden ter zake van de door [appellante] gerealiseerde verkopen over te leggen, althans inzage te verschaffen in die bescheiden.

Op 3 juni 2016 heeft Oduber Agencies [appellante] inzage verschaft in aanvullende bescheiden.

Bij gedingstuk van 7 juni 2016 heeft Oduber Agencies bescheiden als producties overgelegd.

2.5

Het Hof zal eerst de verzoeken d, e en f beoordelen.

2.6

Bij de beoordeling van de verzoeken d en e komt een aantal maatstaven in aanmerking. Ten eerste art. 7A:1614e BW, ten tweede art. 141 Rv en ten derde art. 843a Rv. Geen van deze bepalingen verschaft [appellante] een onbeperkt recht.

Het in art. 7A:1614e BW bedoelde kennisnemingsrecht (recht om "mededeling" te verlangen), is in zoverre begrensd dat de werknemer eraan dient mee te werken dat de in dat artikel bedoelde verplichting van de werkgever niet zwaarder op hem drukt dan een redelijke behartiging van het belang van de werknemer nodig maakt (vergelijk: HR 5 februari 1971, NJ 1971/222).

De rechter is niet verplicht, maar bevoegd om een bevel tot overlegging als bedoeld in art. 141 Rv te geven. Bij de beoordeling van een verzoek daartoe dient hij een belangenafweging te maken. Bij toewijzing van een dergelijk verzoek kan een partij medewerking weigeren op grond van het tweede lid van dit wetsartikel, waarna het derde lid toepassing vindt.

De exhibitieplicht van art. 843a Rv (die betrekking kan hebben op inzage, afschrift of uittreksel van bescheiden) is evenmin onbeperkt. Uit het eerste lid van art. 843a Rv volgt dat degene die exhibitie verlangt daarbij een rechtmatig belang moet hebben (eerste beperking) en dat het moet gaan om bepaalde bescheiden (tweede beperking), dit laatste om zgn. fishing expeditions te voorkomen. Voorts stelt het vierde lid van art. 843a Rv nog twee nadere beperkingen aan de exhibitieplicht: degene die de bescheiden te zijner beschikking of onder zijn berusting heeft is tot exhibitie niet verplicht indien daarvoor gewichtige redenen zijn (derde beperking) alsmede indien redelijkerwijs aangenomen kan worden dat een behoorlijke rechtsbedeling ook zonder verschaffing van de gevraagde gegevens is gewaarborgd (vierde beperking).

2.7

In het onderhavige geval heeft [appellante] onvoldoende gesteld om te kunnen aannemen dat Oduber Agencies gegevens heeft achtergehouden die [appellante] nodig heeft om de berekeningen van Oduber Agencies ter zake van de aan haar toekomende vergoedingen te kunnen controleren of om zelfstandig een berekening te kunnen opstellen.

Bij beroepschrift heeft [appellante] verzoek d niet verder onderbouwd dan door de juistheid van het door Oduber Agencies als productie 3 overgelegde overzicht te betwisten (onder 6) en door aan te voeren dat voor haar moeilijk is na te gaan welke omzet zij heeft gerealiseerd (onder 8) en dat zij afhankelijk is van de administratie van Oduber Agencies (onder 10).

In het gedingstuk van 15 maart 2016 heeft [appellante] verzoek e niet verder onderbouwd dan door te stellen dat "de benodigde bescheiden" niet gereed lagen.

Bij de mondelinge behandeling van 16 augustus 2016 heeft zij gesteld dat zij beschikt over quotations (offertes) aan klanten, en dat zij de daarmee corresponderende facturen van verkopen aan die klanten niet heeft teruggevonden bij de facturen die zij bij Oduber Agencies heeft mogen inzien. Zij heeft te kennen gegeven dat zij die quotations niet aan Oduber Agencies heeft getoond. Die zijn ook niet in het geding gebracht. Voorts heeft zij te kennen gegeven dat zij zeker weet dat haar verkopen veel hoger waren dan uit de door Oduber Agencies ter inzage verschafte gegevens blijkt en dat zij die gegevens niet vertrouwt.

Hiermee heeft zij onvoldoende gesteld om de verzoeken d en e toewijsbaar te kunnen achten naar enige hiervoor in rov. 2.6 bedoelde maatstaf. Bij dit oordeel heeft het Hof ook acht geslagen op het uitvoerig met bewijsstukken onderbouwde gedingstuk van 7 juni 2016 van Oduber Agencies.

2.8

Verzoek f is gebaseerd op art. 142 Rv. Evenals bij art. 141 Rv gaat het bij art. 142 Rv niet om een rechterlijke verplichting, maar om een rechterlijke bevoegdheid, die uitgeoefend wordt indien een belangenafweging daartoe aanleiding geeft. Op dezelfde gronden als hiervoor in rov. 2.7 zijn genoemd, wijst het Hof ook verzoek f af.

2.9

Het Hof komt thans toe aan beoordeling van de verzoeken a en b.

[appellante] heeft bij beroepschrift geklaagd dat het GEA haar ten onrechte een bewijsopdracht heeft verstrekt. Deze klacht faalt. Oduber Agencies heeft kennelijk bij de mondelinge behandeling in eerste aanleg betwist dat aan [appellante] een incentive van 1% over de behaalde omzet was toegezegd

([appellante] had dat aanvankelijk niet gesteld). Het GEA heeft daarom geen rechtsregel geschonden door dienaangaande een bewijsopdracht aan [appellante] te verstrekken. Ook in hoger beroep heeft Oduber Agencies de stelling betwist. [appellante] heeft in hoger beroep niet geklaagd tegen het oordeel van het GEA dat zij niet geslaagd is in de bewijsopdracht en geen nader bewijs van de stelling aangeboden. Het Hof zal de stelling daarom passeren.

2.10

De verzoeken a en b zijn in het inleidend verzoekschrift gespecificeerd onder 17 en 18, maar niet met stukken onderbouwd. Het is het Hof ook niet duidelijk geworden hoe [appellante] tot de bedragen is gekomen die dienen ter specificatie van de verzoeken a en b.

2.11

Onder 6 en 7 van het beroepschrift heeft [appellante] betoogd dat indien van de omzetten wordt uitgegaan die Oduber Agencies aan haar berekeningen ten grondslag heeft gelegd, zij recht heeft op een hoger bedrag aan incentives dan waar de berekeningen van Oduber Agencies op uitkomen.

Oduber Agencies heeft daar tegenover gesteld (verweerschrift in hoger beroep onder 5 en 6) dat [appellante] in haar berekeningen kennelijk uitgaat van de bedragen die één schaal hoger in de toepasselijke tabel staan dan strookt met hetgeen overeengekomen is, en verder dat zij in haar berekeningen miskent dat de incentives worden berekend op basis van een gemiddelde per kwartaal. Volgens een door Oduber Agencies overgelegd overzicht heeft [appellante] over de maanden maart tot en met september 2013 NAf 1.000,00 per maand uitbetaald gekregen, over de maanden oktober tot en met december 2013 NAf 1.350,00 per maand (zij het éénmaal met een vertraging van een maand), en over de maanden januari en februari 2014 NAf 1.000,00 per maand.

Tegen deze uiteenzetting van Oduber Agencies heeft [appellante] niet voldoende ingebracht. Het Hof gaat daarom uit van de juistheid ervan.

2.12

Onder 8 van het beroepschrift heeft [appellante] betoogd dat uit de salarisslips blijkt dat Naf 9.050,00 aan commissie is betaald.

Het GEA heeft echter geoordeeld dat hetgeen op de salarisslips bij "commission" staat, betrekking heeft op incentives zoals overeengekomen volgens de toepasselijke tabel. De commission voor de verkoop van niet-Abbott producten is niet op de salarisslips vermeld en was ook niet uitbetaald. Daarom heeft het GEA daarvoor apart een bedrag toegewezen.

Op dit alles gaat [appellante] onder 8 van het beroepschrift niet voldoende duidelijk in, en onder 9 ook niet.

2.13

Het voorgaande leidt tot het oordeel dat de verzoeken a en b terecht zijn afgewezen.

2.14

Verzoek c tot betaling van NAf 2.111,85 aan niet-genoten vakantiedagen is bij de laatste mondelinge behandeling in hoger beroep niet langer betwist. Indien een werkgever een arbeidsovereenkomst van tijdelijke duur niet verlengt, is het niet redelijk om de werknemer op non-actief te stellen en te verplichten tot het einde van de duur van de arbeidsovereenkomst vakantie op te nemen. Het Hof zal dit bedrag toewijzen.

2.15

De door het GEA uitgesproken toewijzing van NAf 111,98, met rente, staat in hoger beroep niet ter beoordeling. Ten behoeve van de overzichtelijkheid zal het Hof de beschikkingen echter geheel vernietigen en dit bedrag opnieuw toewijzen.

2.16

In totaal is dus toewijsbaar:

NAf 2.111,85 + NAf 111,98 = NAf 2.223,83.

Dit bedrag zal worden vermeerderd met de wettelijke rente vanaf

31 december 2013, zoals ook het GEA heeft gedaan met het door hem toegewezen bedrag. De enkele gestelde omstandigheid dat [appellante] geweigerd heeft een betaling in ontvangst te nemen, stellende dat zij in hoger beroep is gegaan, is onvoldoende om schuldeisersverzuim aan te nemen. Het lag op de weg van Oduber Agencies om aan [appellante] duidelijk te maken dat inontvangstneming van het bedrag geen berusting zou opleveren en ook overigens niet van belang zou zijn voor haar kans op succes in hoger beroep.

Voor het overige is tegen de toewijzing van de wettelijke rente en de gehanteerde ingangsdatum in hoger beroep niet opgekomen. Voor toewijzing van een wettelijke verhoging ziet het Hof evenmin aanleiding als het GEA dat zag.

2.17

Gelet op de uitkomst van de procedure zal het Hof de proceskosten compenseren.

B E S L I S S I N G

Het Hof:

vernietigt de beschikkingen waarvan beroep;

en opnieuw rechtdoende:

veroordeelt Oduber Agencies om NAf 2.223,83 aan [appellante] te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 31 december 2013 tot de dag van de algehele voldoening;

verklaart deze veroordeling uitvoerbaar bij voorraad;

compenseert de proceskosten in eerste aanleg en in hoger beroep aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt;

wijst af het meer of anders verzochte.

Deze beschikking is gegeven door mrs. J. de Boer, G.C.C. Lewin en S.A. Carmelia, leden van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba en ter openbare terechtzitting van het Hof in Curaçao uitgesproken op 27 september 2016 in tegenwoordigheid van de griffier.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature